Drie boeken


Uit een echt goed boek haalt de lezer meer dan de schrijver er in stopte.
Herman W. Heringa

In 1964 ontmoette ik in Melbourne een jonge vrouw waar ik op slag verliefd op werd. Ik was vierde stuurman op het ms. Straat Johore dat een dienst tussen India en Oost Australië onderhield. We lagen vrij lang binnen in die mooie haven en er werd daar toen in de weekends niet gewerkt zodat ik een paar dagen bij haar kon logeren. In haar knusse bungalow met een woonkamer waar één wand volledig werd ingenomen door een enorme boekenkast. Ze bleek lerares te zijn, enorm belezen en met name Nietzsche had haar belangstelling. 'sAvonds las ze me stukken voor uit 'Thus Spoke Zarathustra' en vertelde wat die voor haar betekenden. Als zulke teksten tot je komen in de dagen van je man-wording zijn ze onvergetelijk. Ook omdat het een boek is dat je niet alleen tot je neemt met je verstand maar vooral met je gevoel. Bij vertrek kreeg ik het van haar mee en beloofde dat bij de volgende keer dat we in Melbourne zouden zijn weer terug te geven. Helaas raakten we vlak daarvoor in Sidney betrokken bij een muiterij. Je kunt eventueel hier iets meer lezen over dat voorval. Omdat de derde stuurman en ik twee van de Chineese muiters tijdens het gevecht lelijk verwond hadden vond de maatschappij het raadzaam dat wij direct werden onder gebracht in een hotel om daarna overgeplaatst te worden naar een ander schip. Maar mijn twee-jarig contract zat er bijna op dus ik vloog direct terug naar Nederland. Rosemary en ik zijn elkaar uit het oog verloren. Het boek staat nog wel - behoorlijk stukgelezen inmiddels - in mijn boekenkast.


Schip

Het m.s. Straat Johore

Na het varen volgde een periode van 8 jaar als jachtvlieger bij de KLu. Iedere collega daar heeft ongetwijfeld een exemplaar van 'Jonathan Livingston Seagull' van Richard Bach in de kast staan. Of zou dat moeten hebben. Dit boek komt als tweede aan de orde.
Vanaf mijn dertigste ben ik nog ruim 30 jaar in het onderwijs werkzaam geweest. En als pedagoog/antropoloog in toenemende mate geïnteresseerd geraakt in de vraag naar de waarden waarnaar een mens zou moeten leven (zie ook het essay vergankelijkheid). Dan is het niet verwonderlijk dat je met meer dan gemiddelde belangstelling een boek als 'Zen and the Art of Motorcycle Maintenance: An Inquiry into Values' van Robert M. Pirsig leest. Dat is dan het derde boek dat hier besproken wordt.

De drie genoemde boeken zijn niet alleen vanuit intellectueel perspectief interessant maar raken ook, elk op hun eigen manier, aan de wijze waarop mijn leven verlopen is.
Ik was net twee toen de oorlog eindige. Mijn vader was stuurman bij de grote vaart en ging weer voor langere tijd naar zee. Mijn moeder vertrok naar Denemarken om daar 'aan te sterken' van de hongerwinter. Ik bleef achter bij mijn grootouders en was feitelijk onder de hoede van een van de dienstmeisjes. Joke, een schat van een mens trouwens. Het is wellicht psychologiseren maar het lijkt me niet onmogelijk dat zoiets, juist op die leeftijd, je sociale binding niet bevordert. Ik heb me altijd een eenling gevoeld en was nooit erg betrokken bij groepen. Daar zou vandaag de dag onmiddellijk jeugdzorg bij gehaald worden maar ik heb dat zelf nooit als een handicap ervaren. Ongeveer een jaar na de oorlog vertrok het gezin naar Indië. Mijn vader was er als hydrograaf vaak lang op expeditie en mijn moeder had doorgaans zo haar eigen besognes. Dus speelde ik meestal op straat, of hing rond in de grote tuin en in de gallerij waar de bedienden woonden. Op mijn elfde werd ik in mijn eentje op het vliegtuig naar Nederland gezet. Het middelbaar onderwijs werd in, wat inmiddels Indonesië was, inferieur geacht en ik moest in een Nederlandse zesde klas worden voorbereid op het toelatingsexamen voor Gymnasium of HBS. Een jaar later werd de rest van de familie, samen met bijna alle andere Nederlanders door Soekarno Indonesië uitgetrapt. Op dat moment begon de treurigste periode uit mijn leven. Mijn vader, ooit mijn grote held, was zijn prachtige autonome functie als gezagvoerder en leider opname van een hydrografie-eenheid kwijt en moest verder als lullig ambtenaartje. Het chagrijn in huis nam met de dag toe en omdat ik op de HBS totaal niets presteerde kreeg ik om de haverklap een flink pak rammel. Typisch Indische opvoeding. Na twee jaar eerste klas werd ik naar een internaat gestuurd en nog een jaar later zat ik op zee als lichtmatroos. Anderhalf jaar daarna was ik terug aan wal om naar de zeevaartschool te gaan maar mijn ouders woonden inmiddels alweer in Singapore. Gelukkig werd ik opgenomen in een warm en gezellig gezin en voor het eerst van mijn leven was een school leuk; want praktisch. Door het overslaan van een semester zat ik, na nog eens anderhalf jaar, al weer op zee. Nu als koopvaardij-officier.

Zarathustra


Het boek begint zo:

Toen Zarathoestra dertig jaren oud was, verliet hij zijn geboortegrond en het meer waaraan hij was geboren, en ging het gebergte in. Hier genoot hij van zijn geest en zijn eenzaamheid en werd tien jaren lang het genieten niet moede. Eindelijk echter veranderde zich zijn hart, en op een morgen stond hij op met het ochtendgloren, trad de zon tegemoet en sprak haar aldus toe: 'Gij groot gesternte! Wat zou uw geluk waard zijn wanneer gij hen niet had die gij verlicht! Tien jaren lang kwaamt ge opwaarts, naar mijn spelonk: uw licht en deze weg zou u verdroten hebben zonder mij, mijn adelaar, mijn slang. Doch wij wachtten u iedere morgen, namen u uw overvloed af en zegenden u daarvoor. Zie ik ben mijn wijsheid zat geworden, gelijk de bij die van de honing te veel gezameld heeft, ik heb handen nodig die zich uitstrekken. Ik zou gaarne schenken en uitdelen, tot de wijzen onder de mensen zich weer eens verheugd hebben in hun dwaasheid en de armen in hun rijkdom. Daartoe moet ik in de diepte stijgen: gelijk gij des avonds doet, als gij heen gaat achter de zee en nog licht brengt aan de onderwereld, gij overrijk gesternte! Ik moet als gij ondergaan , zoals de mensen het noemen tot wie ik wil afdalen.

De tien jaren op de berg vergelijk ik met mijn tien jaren als koopvaardij-officier en jachtvlieger waarin ik bijna volledig autonoom was en die mij gevormd hebben. Daarin waren periodes van heilzaam alleen zijn. Nooit voelde ik mij gelukkiger dan aan het einde van de 20:00-24:00 wacht, wanneer vrijwel iedereen sliep en ik alleen op de brug stond, als 19-jarige verantwoordelijk voor de navigatie en de veilige vaart van schip, lading en bemanning. Of later, in een jachtvliegtuig, laag navigerend naar een fictief doel ergens tegen de Oost-Duitse grens of tijdens een luchtgevecht op grote hoogte.
In het laatste jaar op het squadron werd ik onbedoeld mentor. Daar was ik nooit voor aangewezen. Niet geschikt (schikken in de zin van aanpassen) en te wild. Maar op een zeker moment werd ik door een jonge, ambitieuze vlieger gekozen voor dat karwei. Daarop kon ik moeilijk nee zeggen en de leiding ging uiteindelijk ook akkoord. Het werd een prachtige tijd. Een transformerende ervaring voor mij naar een besef dat Nietzsche verwoordt met: Wat zou uw geluk waard zijn wanneer gij hen niet had die gij verlicht! . En zo begon mijn 'ondergang'.
Terug naar het boek. Ik werd leraar. Zarathoestra daalt af van de berg en ondanks de waarschuwingen van een heilige man trekt hij naar een stad waar hij de mensen van zijn inzichten tracht te overtuigen. 'God is dood' weet hij. De mens moet nu een eigen moraal zoeken en er naar leven. Zich ontwikkelen tot de Uebermensch, vertelt hij hen. Maar het wordt een fiasco en we lezen: Toen Zarathoestra deze woorden gesproken had, zag hij het volk opnieuw aan en zweeg. ' daar staan zij, 'sprak hij tot zijn hart, 'daar lachen zij: zij begrijpen mij niet; ik ben niet de mond voor deze oren'
Met een vergelijkbare grote ambities ben ik het onderwijs ingegaan. Niet om zomaar wat kennis over te dragen; dat kan iedereen. Het was een pedagogisch/antropologische opdracht die ik voelde. Jongelui zelfstandig maken. Zoals ik daar in een lange worsteling zelf ook in was geslaagd, zelfs - of juist- zonder school. En net als bij Zarathoestra mislukte het. Ook mijn mond was niet geschikt voor hun oren. En na een lange tijd en een diepe crisis (zie Zen) brak een bevrijdend besef door. Als in:

Lang sliep Zarathoestra en niet alleen het morgenrood gleed over zijn gelaat, maar ook de voormiddag. Eindelijk opende hij de ogen: verwonderd zag Zarathoestra in het woud en in de stilte, verwonderd schouwde hij in zichzelf. Daarna richtte hij zich snel op, gelijk een zeeman die al meteen land ziet, en juichte; want hij zag een nieuwe waarheid. En aldus sprak hij toen tot zijn hart: Een licht is mij opgegaan: metgezellen heb ik van node, en levende, - geen dode gezellen en lijken die ik met mij draag waarheen ik wil. Juist levende gezellen heb ik nodig, die mij volgen omdat zij zichzelf willen volgen - en daar waarheen ik wil. Een licht is mij opgegaan: niet tot het volk zal Zarathoestra spreken, maar tot gezellen! Niet herder en hond van kudden zal Zarathoestra worden! Velen weglokken van de kudde - daarvoor kwam ik.

[Zarathoestra] juichte; want hij zag een nieuwe waarheid . Ook ik besefte dat ik de wereld niet hoefde te veranderen. Slechts een paar metgezellen had ik nodig. En dat brengt me bij het volgende boek.

Seagull

Vliegen was voor Jonathan Livinston Seaugull meer dan een middel. want waar..

Most gulls don't bother to learn more than the simplest facts of flight - how to get from shore to food and back again. For most gull it is not the flying that matters, but the eating. For this gull, though, it was not the eating that mattered, but the flight. More than anythig else Jonathan Livinston Seaugull loved to fly.
This kind of thinking, he found, is not the way to make one's self popular with the other birds. Even his parents were dismayed as Jonathan spent whole days alone, making hundreds of low level glides, experimenting.
He didn't know why, for instance, but when he flew at attitudes less than half his wingspan above the water, he could stay in the air longer, with less effort. His flights ended not with the ususal feet-down splash into the sea, but with a long flat wake as he touched the surface with his feet tightly streamlined against his body. When he began sliding in to feet-up landing on the beach, then pacing the lenght of his slide in the sand, his parents were very much dismayed indeed.
'Why Jon why' his mother asked. 'Why is it so hard to be as the rest of the flock Jon. Why can't you leave low flying to the pelicans, the albatross? Why don't you eat? Jon, you're bone and feathers!'

Sommige mensen zijn, net als sommige vogels, nu eenmaal anders dan de meesten. Zij willen meer uit het leven en accepteren dat ze daardoor niet erg populair worden bij hun soortgenoten. Dat thema is op deze site al regelmatig aan de orde. Maar hier gaat het om wat anders. Zaken die in Part Two en in Part Three aan de orde komen.
In het tweede deel belandt Jonathan in een soort hemel waar hij les krijgt van supermeeuwen. Die leren hem niet alleen nog beter vliegen maar ook dat er meer is alleen je eigen kundigheid te vergroten. Dat je uiteindelijk ook iets voor anderen moet gaan betekenen. Bij zijn ultieme leermeester valt zelfs het woord liefde. En uiteindelijk vindt die dat Jonathan alleen verder kan en neemt afscheid met de woorden: '..keep working on love.' Dan is hij alleen en gebeurt het volgende:

As the days went past, Jonathan found himself thinking time and again of the Earth of which he had come. If he had known there just a tenth, just a hundredth, of what he knew here, how much more life would have meant! He stood on the sand and fell to wondering if there was a gull back there who might be struggling to break out of his limits, to see the meaning of flight beyond a way of travel to get a breadcrumb from a rowboat. Perhaps there might even have been one made Outcast for speaking the truth in the face of the Flock. And the more Jonathan practices his kindness lessons, and the more he worked to know the nature of love, the more he wanted to go back to Earth. For in spite of his lonely past, Johnathan was borne to be an instructor. His own way of demonstrating love was to give something of the truth that he had seen, to a gull who asked only a chance to see truth for himself.

Het doet denken aan de situatie waar ik na vijf jaar universiteit als een ander mens terug kwam in het onderwijs. Op die academie had ik in eerste instantie alleen een kundiger leraar willen worden. Aanvankelijk nog denkend dat ik het niveau van mijn studenten kon verhogen door hen 'beter te leren vliegen'. Maar een mens is meer dan zijn vak. En niet iedereen is te redden. Dat is alleen mogelijk bij die enkele 'gull who asks only a chance to see truth for himself'. Dat heb ik uiteindelijk aanvaard.

Zen

Zen en de kunst van het motoronderhoud heeft als sub-titel 'een onderzoek naar waarden'. En dat laatste is het boek voor mij hoofdzakelijk. Het woord kwaliteit valt er regelmatig. Hoe je met je werk omgaat valt daar bijvoorbeeld onder. Jachtvliegers worden uitgebreid getest voordat ze aan de opleiding mogen beginnen. En tijdns hun carrière gaat de zifting door, nu in de vorm van natuurlijke selectie. Een ernstige fout wordt je al gauw fataal. Van de starfighter, het toestel waar ik de laatste vijf jaar op vloog, werd gezegd: 'It's an honest aircraft. If you make a mistake it kills you'. Zo'n baan vormt je.
De hoofdpersoon in 'Zen' sleutelt het liefst zelf aan zijn motor maar soms is hij even op een garage aangewezen. Hij herinnert zich zijn ergernis over hoe weinig betrokken hij de jonge monteurs met zijn machine ziet omgaan. Daaraan terugdenkend schrijft hij:

Ze gingen voor het werk zitten en voerden het uit als chimpansees. Het had niets persoonlijks meer. Terwijl er geen voor de hand liggende verklaring voor was. En ik probeerde terug te denken aan die werkplaats, dat nachtmerrieoord, of ik me misschien iets kon herinneren dat de oorzaak geweest zou kunnen zijn.
De radio was een aanwijzing. Je kunt niet werkelijk goed nadenken over waar je mee bezig bent en tegelijkertijd naar de radio luisteren. Misschien beschouwden ze hun baan niet als iets waaraan nadenken te pas kwam, meer als rommelen met sleutels. Als je met sleutels kunt rommelen terwijl je naar de radio luistert is het een stuk prettiger.
Hun tempo was een andere aanwijzing. Ze raffelden alles met zoveel haast af dat ze geen tijd hadden om te kijken waar ze mee bezig waren...
Maar de grote aanwijzing scheen te liggen in hun gezichten. Die waren moeilijk te verklaren. Welwillend, vriendelijk, nonchalant - en niet betrokken. Het waren net toeschouwers. Je kreeg de indruk dat ze daar zojuist zelf ook waren komen binnenlopen. Dat iemand hen een stuk gereedschap in handen had gedrukt. Er bestond geen identificatie met hun werk.

De situatie is hier en nu niet veel anders. Leerlingen moeten naar school tot hun zestiende en zijn dan tussen 16 en 18 ook nog steeds kwalificatieplichtig. Praktisch komt het er op neer dat een zelfstandig monteur zoals je die je in een garage tegen kunt komen minimaal 13 jaar scholing heeft gehad. En als je dan na zoveel jaren nog dit soort chimpansees (niet mijn woorden) aflevert gaat er dus iets grondig mis in ons onderwijsstelsel. Dit alles is niet slechts beperkt tot het middelbaar beroeps onderwijs heb ik in het essay 'Vlieginstuctie' uiteengezet. En er op gewezen dat niet een tekort aan kennis maar het ontbreken van de juiste attitude het probleem is. De worsteling om die te verbeteren, ja om daar zelfs maar aandacht voor te krijgen, heeft mijn werk soms ondraaglijk gemaakt. En dat voert ons naar het andere deel van het Zen-boek. De crisis.

Het boek beschrijft een lange vakantiereis op de motor die de hoofdpersoon met zijn zoon maakt. Ze doen plekken aan die herinneringen oproepen aan een vorig leven. De periode voordat hij door electroshocks 'genezen' was van zijn obsessie met kwaliteit. Hij had een baan gehad die hij voor zichzelf, maar ook voor zijn studenten en de leiding, onmogelijk zwaar had gemaakt. Als hij daarnaast dan ook nog een filosofiestudie gaat doen stort hij in en wordt gedwongen opgenomen en 'behandeld'. Ook bij zijn zoon komen herinneringen op uit die tijd. Die was toen nog zo jong dat hij zijn vader alleen mocht zien van achter een glazen deur en dacht dat die hem niet open wilde doen. En op deze reis komt het moment dat hij de zoon uitlegt dat hij dat wel wilde maar niet mocht. Hij was een gevangene in dat instituut.
Deze ontboezeming, samen met andere avonturen die ze samen beleven zoals de gevaarlijke beklimming van een berg, verbetert de verhouding tussen beiden en en het boek eindigt met deze ontroerende dialoog:
'Kan ik ook een motor krijgen als ik oud ben?'
'Wanneer je er goed voor zorgt'
'Wat moet je dan doen?'
'O, erg veel. Je hebt me toch wel eens bezig gezien.'
'Leer je me dan alles?'
'Natuurlijk.'
'Is het moeilijk?'
'Niet wanneer je de juiste instelling hebt. De juiste instelling krijgen, dat is moeilijk.'
En de hoofdpersoon voegt daar een moment later vol vertrouwen aan toe:
'Ik denk wel dat je de juiste instelling zal hebben. Ik geloof niet dat dat een probleem zal zijn.'